Nieuws en artikelen

7 oktober 2016

Platteland: bron van economische innovatie

Het platteland is een broedplaats voor pionierende economische activiteiten, stelt bijzonder hoogleraar Plattelandsontwikkeling Dirk Strijker (RUG). Bijna de helft van de Nederlandse start-ups is er gevestigd en dit aantal kan nog groeien. Voorwaarde hiervoor is dat de internetverbinding snel verbetert.

Ik ben de afgelopen weken op verschillende internationale congressen geweest. Een belangrijk thema was in alle gevallen ‘de trek naar de stad’. De wereld urbaniseert, meer dan de helft van de wereldbevolking woont inmiddels in de stad. Het thema is niet nieuw. Ook in Nederland is de afgelopen tijd onderzoek verschenen waaruit de toenemende dominantie van de stad blijkt. De suggestie van alle verhalen en onderzoeken op dit thema is dat de stad zoveel meer kansen biedt voor zowel mensen als bedrijven. Het zal voor veel mensen en heel wat bedrijvigheid wel zo zijn, maar voor andere groepen is juist het platteland een preferente vestigingsplaats. Daar komt bij dat het vanuit nationaal economisch oogpunt niet slim is het platteland te vergeten of te verwaarlozen, omdat het een serieuze bijdrage levert, en kan leveren, aan de nationale economie.

Unieke eigenschappen platteland

Een paar jaar geleden hebben we uitgerekend dat 4 op de 10 bedrijven, en 3 op de 10 banen in Nederland op het platteland zit. En de meeste van deze bedrijven zijn geen land- en tuinbouwbedrijven. Voor dit soort rekensommen is het wel goed even goed af te bakenen wat we precies onder platteland verstaan. In dit geval richt ik me op de gemeenten die vallen in de stedelijkheidsklassen 4 en 5 van het CBS. Dat zijn de klassen die aangeduid worden als ‘weinig stedelijk’ en als ‘niet stedelijk’. Op het hier aangeduide platteland woont zo’n 40% van de Nederlandse bevolking.

Verrassender is dat er 37% van alle bedrijven er is gehuisvest. Wel is het zo dat die bedrijven gemiddeld genomen kleiner zijn, ze hebben minder werknemers en minder omzet. Dat is niet zo gek, grote bedrijven zitten natuurlijk in stedelijk gebied, want juist daardoor is het stedelijk gebied. Het hoofdkantoor van ING, de ministeries, de kernvestigingen van Philips; allemaal in de stad. Een bijzondere en belangrijke eigenschap van het platteland is dat er veel kleine, jonge start-ups zitten. Bijna de helft van alle start-ups in Nederland zit op het platteland. Het kleine deel daarvan dat later heel succesvol zal blijken te zijn, zal dan het platteland verruilen voor een groot pand in de stad. En bij nog meer succes eindigt het bedrijf op de Zuidas of in New York. Het platteland is dus een broedplaats van nieuwe activiteiten.

richardjanssen_20160123_40-wongema-youth-food-academy-stdkleur

Kansen voor specifieke bedrijven

De bedrijfssectoren die oververtegenwoordigd zijn op het platteland laten zich voor een deel gemakkelijk raden. Slechts 7 procent van alle land- en tuinbouwbedrijven is gevestigd in de grootstedelijke agglomeraties, de rest zit daarbuiten, voor een groot deel op het platteland. Dat wil niet zeggen dat het platteland vooral op de landbouw drijft. Zelfs in de meest plattelanderige uithoeken van Nederland komt maar zo’n 15% van het beschikbaar inkomen uit de landbouw. En houd in de gaten dat de toeleverende en verwerkende agro-industrie meestal niet op het platteland, maar in stedelijk gebied zit.

De overige 85% van het beschikbare inkomen komt binnen uit andere bedrijvigheid, uit overdrachtsinkomens (AOW, uitkeringen, kinderbijslag) en vooral uit pendel naar stedelijke kernen. Met name de plattelandse forenzengebieden rond de grotere steden zijn economisch dan ook veel gevoeliger voor veranderingen in de pensioenregelingen en voor crisis in de stedelijke bedrijvigheid, dan voor veranderingen in het landbouwbeleid. Overigens, de landbouwsector is wel een hele grote grondgebruiker op het platteland. Dus als er dingen veranderen in die sector, en dat is vaak het geval, dan zien we dat meteen terug in het landschap.

Naast de landbouw zijn nog een paar sectoren oververtegenwoordigd op het platteland. De distributiesector bijvoorbeeld. Transportbedrijven zoeken locaties dichtbij de snelweg, dichtbij de grenzen en weg van de congestie. Ook hebben ze relatief veel ruimte nodig, die het grootste deel van de week leegstaat. Geen wonder dat zij voorkeur hebben voor het platteland.

Ook de bouwnijverheid, van metselbedrijven tot stratenmakers, zit veel op het platteland, hoewel hun werk vaak in stedelijk gebied is. Hun voorkeur voor het platteland heeft weer deels te maken met hun ruimtebeslag; zand, grind, stoeptegels, steigermateriaal en bouwliften vergen immers veel opslagruimte. Toch is er ook iets anders aan de hand, dat overigens nooit goed is onderzocht. Veel werkzaamheden in de bouw zijn vooral geschikt voor sterke mannen die graag in de buitenlucht zijn. Het lijkt een beetje op het werk dat vroeger door landarbeiders werd gedaan.

Ook de toerismesector wordt nogal eens geassocieerd met platteland. Voor campings en vakantiewoningen is dat terecht. Voor hotels en restaurant klopt de associatie niet. Die zijn juist oververtegenwoordigd in stedelijk gebied, waar de grote stroom internationale toeristen op gericht is, waar de grote congressen worden gehouden en waar veel mensen wonen die gemakkelijk uit eten gaan.

Verbindingen als voorwaarde

Een bijzondere categorie rurale bedrijvigheid is die van de cottage industries. Laten de hoofdkantoren van de financiële instellingen op de Zuidas zitten, hun consultants zitten voor een deel op het platteland. Oorspronkelijk sloeg deze term op thuiswerk (weven, spinnen, garnalen pellen). Inmiddels wordt de term gebruikt voor woon-werkcombinaties in het hoge segment van de arbeidsmarkt, zoals consultants, architecten, kunstenaars en ontwikkelaars; hoog gespecialiseerd en onderdeel van de internationale netwerkeconomie.

Het gaat veelal om ondernemers die ‘footloose’ zijn en die een ruime en fraaie woning en woonomgeving zoeken. Het betreft een klein aantal bedrijven, dat gezien hun omvang – meestal geen of weinig personeel – economisch niet zoveel voorstelt. Toch zijn ze wel belangrijk voor het platteland omdat ze veel sociaal kapitaal vertegenwoordigen en omdat ze nogal eens gehuisvest zijn in gebouwen waar moeilijk een andere bestemming voor te vinden is, zoals pastorieën en karakteristieke boerderijen.

Goede verbindingen met stedelijk gebied zijn een voorwaarde voor deze vormen van ondernemerschap. Het gaat dan om weg- en spoorverbindingen, maar ook om goed internet. Op het gebied van internet ligt het Nederlandse platteland zowel voor als achter. Het ligt vòòr in vergelijking met veel buitenlands platteland. Het hele Nederlandse platteland heeft basisinternet beschikbaar en dat is in veel buitenlanden niet het geval.  Het ligt echter achter op de stad, in de zin dat veel plattelandsgebieden het met een koperdraadverbinding van KPN moeten doen. Zo’n verbinding is veel slechter dan de kabelaansluitingen in stedelijk gebied.

Dat maakt verdere bedrijfsontwikkeling lastig. Dat geldt niet alleen voor de eerder genoemde consultants, maar ook voor landbouwbedrijven en zelfs voor internetintensieve burgers. De afgelopen jaren zijn er vorderingen gemaakt met dit type ontsluiting van het platteland, maar er blijven grote witte vlekken over. En daarmee is er het risico dat we een deel van ons economisch potentieel onbenut laten.


Dirk Strijker is bijzonder hoogleraar Plattelandsontwikkeling aan de Rijksuniversiteit Groningen. Hij is expert op het gebied van de plattelandsontwikkeling en het Europese landbouwbeleid. Daarnaast was hij vele jaren columnist bij het Dagblad van het Noorden. Nu schrijft hij onder andere voor De Boerderij.

Foto’s: Wongema is een werkplek in het Groningse Hornhuizen voor onderwijs en allerhande werkers en vergaderaars. (Foto boven: Pim Geerts, onder: Richard Jansen)

Verder lezen:
D. Strijker & M. Markantoni, Bedrijvig Platteland. AGORA, jaargang 27, nummer 4, 2011, pp. 8-11

Lees meer over het Kennisprogramma Van Onderop en de Dorpenacademie waarmee RUIMTEVOLK initiatieven op het platteland ondersteunt.