Nieuws en artikelen

9 oktober 2014

Nieuw elan voor krimpregio’s

Initiatieven van bewoners en ondernemers geven krimpregio’s nieuwe perspectieven. Er ligt nu een uitdaging om de slag te maken van een vrijblijvend naar een volwaardige partnerschap.

 
RUIMTEVOLK-Monique-Wijbrands-bottom-up

Illustratie: Monique Wijbrands

 
Anderhalf jaar geleden startten we met RUIMTEVOLK in opdracht van het ministerie van Infrastructuur en Milieu het kennisprogramma ‘Bottom-up transformatie in krimpgebieden’. Daarmee belichtten we initiatieven van bewoners en ondernemers om een bijdrage te leveren aan de leefbaarheid en het toekomstperspectief van dorpen en steden in deze gebieden. De initiatieven illustreren dat ze kansen bieden voor het werken aan krimpgerelateerde opgaven en dat het gevoel van eigenaarschap van deze opgaven er niet alleen is bij de overheid en instituties, maar ook bij de mensen die er wonen, werken en leven. Tegelijkertijd illustreren ze dat er ook nog hobbels zijn in de weg naar een gedeeld eigenaarschap in krimpregio’s. De lessen van een bijzonder kennisprogramma.

De betrokkenheid van bewoners en ondernemers heeft in alle krimpregio’s geleid tot uiteenlopende initiatieven: van individuele of eenmalige initiatieven tot lokale coöperaties en gemeenschappen die samen een visie en programma ontwikkelen. Veel initiatieven gaan over de fysieke leefomgeving, zoals herbestemming van gebouwen of inrichting en beheer van de openbare ruimte. Ze ontstaan vaak bij (dreigende) sluiting van voorzieningen: een school, zwembad, verzorgingshuis of ontmoetingsplek. Maar het gevoel van eigenaarschap kan zich ook vertalen in een brede samenwerking aan de toekomst van ‘ons dorp’, bijvoorbeeld door de buitenwereld te laten zien hoe fijn het is om er wonen of door het dorp duurzamer te maken.

De initiatieven illustreren dat het gevoel van eigenaarschap van krimpgerelateerde opgaven er niet alleen is bij de overheid en instituties, maar ook bij de mensen die er wonen, werken en leven.

Soms ontstijgen initiatieven het niveau van het eigen dorp. Zo hebben bewoners vanuit dertien dorpen rondom It Bûtenfjild in Friesland de handen ineen geslagen. In samenwerking met de dorpsbelangenverenigingen en in overleg met vele andere betrokken partijen hebben ze een dorpenvisie opgesteld, met als doel het landschap te versterken en voor nieuw werk en woongenot te zorgen. En de ambtenaren en bestuurders? Ook zij kregen een uitnodiging van de initiatiefnemers. In hun woorden: “Wij willen graag met u overleggen waar we als Wetterwâlden Bûtenfjild staan, wat er de komende tijd gebeuren gaat in It Bûtenfjild en welke rol u als bestuurder daar mogelijk bij kunt spelen.”

vanonderop

Met de klok mee: Leegstaande kerk wordt Dorpshuis in Pieterburen, ‘t Zorghuus Ysselsteyn, Wongema in Hornhuizen en De Bekkerie in Boekend (foto’s: Pim Geerts)

 

Werelden

Dat burgers bestuurders uitnodigen om mee te denken over een dorpenvisie lijkt de omgekeerde wereld. Het illustreert de fascinerende zoektocht naar een nieuwe relatie tussen overheid en maatschappij die op dit moment welhaast in elke gemeente en regio wordt ondernomen. Deze zoektocht gaat over de nieuwe scheidslijn tussen verantwoordelijkheden en rollen van burgers, overheden of andere instanties en gaat vaak gepaard met een confrontatie tussen twee werelden: de formele en hiërarchische systeemwereld van de overheid en instituties en de informele en persoonlijke leefwereld van de initiatiefnemers.

De aandacht en sympathie gaat doorgaans uit naar de energie en het perspectief van de leefwereld. Dat stelt ook onderzoeker Bas Breman in een artikel de publicatie ‘Van Onderop!’. Hij concludeert dat de menselijke maat en het spontane karakter van initiatieven de partijen uit de systeemwereld al snel in de verdediging dringen. Niet in de laatste plaats omdat de praktische leefwereld regelmatig op pijnlijke wijze blootlegt hoe traag en onlogisch de systeemwereld soms opereert.

Toch zien we in de praktijk dat overheden en instituties zich de afgelopen jaren wel degelijk inspannen om aansluiting te vinden bij die leefwereld. De verschillen per dorp, gemeente en regio zijn echter groot: overal wordt op een eigen manier en in een eigen tempo gewerkt aan een nieuwe context. Maar ondanks die verschillen is er overal groeiende aandacht voor initiatief en betrokkenheid van inwoners. Menig burgerinitiatief, van bloembakkencommissies tot nieuwe coöperaties, wordt in beginsel met open armen ontvangen. En daarmee heeft de starre en vaak bekritiseerde systeemwereld al een hele stap gezet.

Algemeen belang

Maar zoals gezegd zijn er grote verschillen. Gemeente De Marne gaat heel ver in het verleggen van eigenaarschap en verkent met haar bewoners, ondernemers en instituties continu nieuwe manieren van samenwerken. Ze biedt veel ruimte voor autonomie en zelforganisatie in de dorpen en staat daarbij verschillen tussen dorpen toe. Andere gemeenten worstelen daarmee. Zo kopte in mei vorig jaar een artikel in tijdschrift Binnenlands Bestuur ‘Vrijstaat Keppel‘. Daar zeggen bewoners de gemeente niet meer nodig te hebben voor bijvoorbeeld de instandhouding van voorzieningen. De gemeente Bronckhorst vindt op haar beurt echter dat de initiatiefnemers op die manier voorbij gaan aan het algemeen belang in gemeente en regio.

En daarmee stuiten we op een fenomeen waarmee overheden regelmatig worstelen rondom bottom-up initiatieven. Hoogleraar Gert-Jan Hospers heeft met zijn boek ‘Krimp!‘ daarvoor de prachttermen ‘dorpisme’ en ‘kerktorenpolitiek’ geïntroduceerd. Ze staan voor het niet verder kijken dan de grenzen van het eigen dorp en het angstvallig vasthouden van bewoners en politici aan voorzieningen die dreigen te verdwijnen. Een doemscenario bij de aanpak van krimpgerelateerde opgaven, volgens Hospers. Ook Enno Zuidema schrijft in zijn stuk in ‘Van Onderop!‘ dat lokale en regionale afspraken nodig zijn voor behoud van de leefbaarheid. We hebben zelfs gezien dat dorpisme een bedreiging kan vormen voor een goed initiatievenklimaat. Omdat de leefwereld op gespannen voet kan komen te staan met de systeemwereld, maar ook met leefwerelden van andere initiatiefnemers of gemeenschappen.

Door de sympathie voor het burgerinitiatief wordt de vraag in hoeverre een initiatief het algemeen belang dient nog wel eens uit het oog verloren.

Door de sympathie voor het burgerinitiatief wordt de vraag in hoeverre een initiatief het algemeen belang dient nog wel eens uit het oog verloren. Het is soms een ongemakkelijke kritische vraag in een proces met veel betrokkenheid en energie. Net als de vraag of de initiatiefnemers zelf überhaupt probleemeigenaar of de legitieme vertegenwoordigers van belanghebbenden zijn. Er zijn voorbeelden waarin ‘burgerinitiatieven’ om zakelijke redenen worden geïnitieerd of min of meer worden overgenomen door ‘derden’, zoals adviesbureaus en kleine zelfstandigen. Op zichzelf geen ongewenste ontwikkeling, integendeel, maar natuurlijk wel relevant voor de afweging van de overheid om actief te participeren in – of financiële steun (subsidie) te verlenen aan – een project met het label ‘burgerinitiatief voor het algemeen belang’.

Dorpenlab-Achterhoek

Dorpenlab Achterhoek (foto: Gea Laar)

 

Verschil durven maken

Tegelijkertijd is de keuze van steeds meer overheden om verschillen toe te staan en lokale energie en ideeën op te zoeken ook begrijpelijk en verdedigbaar. Het is immers een uitgelezen mogelijkheid om concreet de gewenste brug te staan naar de leefwereld. De provincie Groningen is bijvoorbeeld geneigd de legitimiteit van haar handelen en keuzes te zoeken in de energie achter initiatieven. Zo kan het dat de provincie voor een brede beweging in het dorp Ulrum relatief veel subsidie (1,5 miljoen euro) uittrekt, al dan niet indirect ten koste van andere initiatieven in de nabije omgeving. Ook in Denemarken stelt de overheid zich in krimpregio’s nadrukkelijk op als partner als er beweging en draagvlak is en concrete resultaten worden bereikt. Zelfs als dit betekent dat het in de ogen van de overheid niet altijd de meest gewenste plannen zijn. De overheid maakt keuzes op basis van aanwezige energie. Welke dorpen ‘overleven’ hangt daar dus in belangrijke mate af van de inwoners zelf.

Welke weg een gemeente ook kiest, ze dient zich ervan bewust te zijn dat haar opstelling van invloed is op het aantal initiatieven. Want hoe meer ruimte er is voor initiatieven, des te vaker die lijken te worden genomen. Dat blijkt onder andere uit het afstudeeronderzoek van Bas Snoeker. Volgens hem is er in die bewustwording bij overheden nog een wereld te winnen. Maar weinig gemeenten hebben een visie op het ruimte bieden aan en omgaan met initiatieven uit de gemeenschap. Deze overheden belanden daardoor bij herhaling in complexe en langdurige afwegingsprocessen, waardoor de energie en belofte van een initiatief niet zelden in de kiem wordt gesmoord.

Succesvolle initiatieven

Toch hebben we van de vele geslaagde initiatieven in krimpregio’s geleerd dat niet zozeer de opstelling en medewerking van de overheid, maar de scherpte en daadkracht van de initiatiefnemers zélf doorslaggevend is. Succesvolle initiatiefnemers hebben vanaf het allereerste moment een helder doel voor ogen en komen daardoor snel ter zake. Deze projecten kenmerken zich door een duidelijk profiel, breed draagvlak en een relatief snelle doorlooptijd van plan naar realisatie. En als dat laatste niet mogelijk is, omdat het project zo groot of complex is of de processen lang duren, dan zorgen ze wel voor tussentijdse kleine resultaten en successen.

Deze initiatiefnemers beschikken over communicatieve vaardigheden en het vermogen om systeem- en leefwereld dichter bij elkaar te brengen, ook door begrip en respect te tonen voor de afwegingen en processen van de systeemwereld. In deze projecten beschouwen initiatiefnemers en andere partijen elkaar als serieuze partners met eigen en gedeelde belangen en hebben ze oog voor elkaars standpunten en posities.

Andersom zijn initiatieven met een hoog ambitie- of abstractieniveau kwetsbaarder. Bijvoorbeeld initiatieven die inspelen op grote opgaven en ingrijpende veranderingen in de dorpen en die vertrekken vanuit een holistische visie of een vage stip op de horizon (‘vitaal en leefbaar dorp’ of ‘de doorstroming op de woningmarkt bevorderen’). Het zijn bewonderenswaardige initiatieven met uiteenlopende uitdagingen, die vaak de aandacht weten te trekken van de overheid, instituties en vakwereld doordat ze zich begeven op het traditionele domein van deze partijen. Maar in de praktijk woedt in deze projecten niet zelden op de achtergrond een strijd tussen ambitie en realisme en hebben initiatiefnemers veel moeite om de slag van plan naar realisatie te maken.

Nieuwe zakelijkheid

Zoals gezegd bestaat er geen twijfel over de kansen en mogelijkheden die initiatieven van bewoners en ondernemers bieden voor de krimpregio’s. Het is niet voor niks dat initiatiefnemers en overheden elkaar steeds vaker opzoeken en nieuwe manieren van samenwerken verkennen. Er is wederzijdse interesse en waardering, en dat is een beloftevolle ontwikkeling.

Als er een les getrokken kan worden uit al die honderden succesvolle en minder succesvolle initiatieven in krimpregio’s, is het wel dat de sleutel van het succes vaak zit in het professioneel en zakelijk handelen van alle betrokken partijen.

Echter voor de dorpen en regio’s die echt werk willen maken van een nieuw partnerschap tussen overheid, instituties, ondernemers en burgers bij de aanpak van krimpgerelateerde opgaven breekt er een volgende fase aan. Deze partijen zullen de slag moeten maken van een vrijblijvend naar een volwaardige partnerschap. Want als er een les getrokken kan worden uit al die honderden succesvolle en minder succesvolle initiatieven in krimpregio’s, is het wel dat de sleutel van het succes vaak zit in het professioneel en zakelijk handelen van alle betrokken partijen.

De sympathie voor ‘het initiatief van de burger’ zou bij overheden en instituties deels omgebogen mogen worden in meer aandacht en waardering voor heldere en haalbare proposities en bereidheid van bewoners en ondernemers om zélf te investeren in hun dorp of wijk. (Sociaal) ondernemerschap zou – ook vanuit het krimpperspectief – in die zin meer ruimte en aandacht mogen krijgen.

Initiatiefnemers moeten er op hun beurt voor waken slechts te handelen vanuit verzet tegen de realiteit of de systeemwereld. Want autonoom denken en handelen buiten de systeemwereld vergroot de kans dat een idee vroeg of laat smoort door onvoldoende steun en draagvlak, en de energie omslaat in frustratie. Paradoxaal genoeg kan verzet tegen de systeemwereld het lot van een initiatief juist in handen drijven van dezelfde systeemwereld.

Voor een succesvolle samenwerking tussen overheden, maatschappelijke partijen, ondernemers en bewoners aan maatschappelijke en ruimtelijke opgaven in krimpgebieden is het van belang dat het taboe op een professionele en zakelijke benadering van bottom-up-initiatieven wordt doorbroken. En dat het besef bij alle partijen doordringt dat naast ideeën en enthousiasme uiteindelijk ook daadkracht en investeringsbereidheid nodig zijn. Dat is bovendien de enige manier om daadwerkelijk de brug te slaan tussen leefwereld en systeemwereld.