Nieuws en artikelen
13 januari 2014
Het burgerinitiatief en de overheid hebben elkaar nodig
Na een dag vol inspirerende voorbeelden van bottom-up initiatieven en bijzonder ‘goede gesprekken‘ over de kracht van burgers in Noord-Groningen tijdens het Dorpenlab van het kennisprogramma van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu en RUIMTEVOLK kruip ik diezelfde avond toch met enigszins gemengde gevoelens in bed.
Door Bas Breman (Alterra Wageningen UR)
Misschien komt het door het artikel in NRC van diezelfde vrijdag 13 december dat ik ’s avonds heb gedownload om op mijn kamer nog even uit te deuken van de dag. In dat artikel, waar mijn oog toevallig op valt, wordt ingezoomd op het gebruik van sociale regelingen in verschillende regio’s in Nederland.
Uit de kaarten bij het artikel (zie onder) blijkt dat het gebruik van dergelijke regelingen in veel van de krimpregio’s aanzienlijk hoger ligt dan in andere regio’s in Nederland, dat geldt ook voor het Noorden van het land. Ik vraag mij af hoe dat beeld van afhankelijkheid van sociale regelingen, in mijn ogen toch een indicator van een lage zelfredzaamheid, nu eigenlijk te rijmen valt met het overheersende beeld van het Dorpenlab, wat er één is van een regio die bruist van de autonome en succesvolle burgers en initiatieven?
Hele verhaal
De volgende dag, tijdens de autorit terug naar het zuiden heb ik ruim de tijd om alle indrukken van de vorige dag nog eens te herkauwen. Ik realiseer me dat we de avond tevoren weliswaar een goed gesprek hebben gehad, maar dat we in mijn beleving niet het hele verhaal hebben gehoord. Geheel in lijn met het huidige mantra van de participatiesamenleving lijkt het momenteel erg in zwang om alle aandacht te focussen op het ‘burgerinitiatief’ en ‘de ondernemende gemeenschappen’ en de overheid letterlijk op afstand te positioneren. Ook de vorige avond werd gesteld dat ‘de beste dingen ontstaan als de overheid zich er niet mee bemoeit’ en dat we ‘de overheid misschien maar eens helemaal weg moesten snijden’ of dat ‘de overheid een randverschijnsel is’.
Het is maar de vraag of dat terecht is. Dergelijke uitspraken doen het misschien goed op een leuke discussieavond, maar tegelijkertijd doen ze in mijn ogen ook weinig recht aan de daadwerkelijke dynamiek van het burgerinitiatief en zijn ze in die zin ook weinig constructief om burgerkracht daadwerkelijk te begrijpen, laat staan te versterken. Misschien dreigen we wel enigszins door te slaan door ‘hét burgerinitiatief’ als de nieuwe heilige graal te zien en ‘dé overheid’ en passant maar aan de kant te schuiven.
Contradictio in terminis
In de eerste plaats is er volgens mij helemaal geen sprake van een ‘contradictio in terminis’. Alsof een actieve en betrokken overheid niet zou kunnen samen gaan met- of geen ruimte zou kunnen laten voor burgerinitiatief. Ondanks alle recente aandacht voor het verschijnsel van de initiatiefrijke burger en de energieke samenleving zijn burgerinitiatieven natuurlijk helemaal niet exclusief iets van de laatste tijd en is een terugtrekkende overheid ook geen randvoorwaarde. In zijn bijzonder inspirerende ‘key-note op de RUIMTEVOLK Expeditie stelde Frans Soeterbroek dat ‘wie niet in staat is om de kracht en schoonheid van het ‘oude’ sociaal kapitaal te herkennen en benutten zijn mond moet houden over vernieuwing, governance en transitie’. Vrij vertaald: ‘wie het oude niet eert, is het nieuwe niet weert’. Dit slaat in mijn ogen niet alleen op ‘oude’ initiatieven van burgers, maar ook op die bestaande samenwerkingsverbanden van burger én overheid waarbij wel degelijk sprake is van een vruchtbare samenwerking en waarbij de overheid onderdeel is van het sociaal kapitaal.
Natúúrlijk zitten overheid en initiatief elkaar soms danig in de weg. En ongetwijfeld kan er een hoop verbeterd worden in de wisselwerking tussen beiden. Maar het clichébeeld van een overheid die het ontstaan van initiatieven vooral frustreert of blokkeert is een grove vertekening van de werkelijkheid. Zeker zo vaak is een betrokken overheid één van de belangrijke voorwaarden die een initiatief mede tot ontwikkeling kunnen brengen.
Kruisbestuiving
In feite was dit ook zichtbaar bij álle voorbeelden die tijdens de themasessie ‘Nieuwe programma’s voor karakteristieke, beeldbepalende gebouwen’ van het Dorpenlab de revue passeerden. Eigenlijk is er bij al deze voorbeelden sprake van een kruisbestuiving tussen burgerinitiatief én overheidsondersteuning. Oók de overheid draagt daarmee wel degelijk bij aan het creëren van een vruchtbare voedingsbodem voor burgerkracht.
Bij het initiatief van SintJan Kloosterburen bijvoorbeeld zijn burgers uit het dorp, maar ook van daarbuiten, al zeker zeven jaar bezig om met grote maatschappelijke betrokkenheid hun eigen leefomgeving vorm te geven en op een duurzame manier te ontwikkelen. Dit gaat met vallen en opstaan. De afgelopen anderhalf jaar hebben we dit initiatief vanuit Wageningen UR intensief gevolg en daar ook uitgebreid verslag van gedaan. Eén van de bevindingen die heel nadrukkelijk uit dit onderzoek naar voren is gekomen is dat het mede dankzij de actieve en persoonlijke betrokkenheid van verschillende ambtenaren van zowel gemeentelijke, provinciale als landelijke overheden is dat het initiatief de afgelopen anderhalf jaar in een stroomversnelling terecht is gekomen.
Een andere casus die aan bod komt tijdens het Dorpenlab in Groningen is dat van de oude school in Wehe den Hoorn. Een bijzonder gebouw van een beroemd architect waarvoor een groep gedreven inwoners zich hard maakt om het gebouw te behouden, een nieuwe functie te vinden en als het even kan ook in oude glorie te herstellen. Het grote probleem blijkt echter dat er een forse onrendabele top op het gebouw zit en dat het moeilijk blijkt een levensvatbaar verdienmodel te creëren. Herstel van het pand blijkt dusdanig kostbaar dat waarschijnlijk geen particulier of ondernemer daar aan kan beginnen zonder dat de overheid mede investeert in het gebouw. De monumentenstatus die het gebouw heeft is dan ook belangrijk om in ieder geval enig zicht te hebben op basisfinanciering voor renovatie.
Ook het inspirerende initiatief van Ulrum 2034 is niet los te zien van de betrokkenheid van de overheid. Hier hebben provincie en gemeente voor de komende 4 jaar een subsidie van 1,5 miljoen euro beschikbaar gesteld voor een hele reeks aan plannen uit het dorp. Op een totale bevolking van 1300 inwoners is er een indrukwekkend aantal van 250 – 300 bewoners die zich actief betrokken is bij een veelheid van plannen van- en voor het dorp. En deze groep is nog groeiende. Het dorp heeft een overtuigende indruk gemaakt op provincie en gemeente door eigenhandig, en met substantiële eigen financiering vanuit het dorp (zo’n € 70.000,-), een vrijkomend terrein midden in het dorp om te toveren in een speel- en ontmoetingspark. Dit is een bewonderenswaardig voorbeeld. En toch kan ook dit initiatief voor de verwezenlijking van veel van de nieuwe plannen niet zonder een (forse) bijdrage van de overheid.
Zelfs bij de totstandkoming van het Dorpshuis van Pieterburen, wat misschien wel het meest zelfredzame initiatief is wat tijdens de themasessie van het Dorpenlab aan bod kwam, was de overheid volgens één van de initiatiefneemsters wel degelijk actief betrokken. Al was het maar doordat ze vroegtijdig in de plannen gekend werden, deze van harte ondersteunde en ook actief mee hebben geholpen bij de aanvraag van fondsen en subsidies.
In weerwil van de opmerking van wethouder Herwil van Gelder, die tijdens het goed gesprek zelf stelt dat ‘de beste dingen ontstaan als de overheid zich er niet direct mee bemoeit’ laat juist het voorbeeld van de gemeente De Marne in de praktijk zien dat een grote betrokkenheid van medewerkers van de gemeente, en de bereidheid om initiatiefnemers écht te leren kennen en gericht te ondersteunen, een (burger)initiatief ook écht verder kan helpen. Om nog een uitspraak van Frans Soeterbroek tijdens de Expeditie aan te halen: ‘de overheid moet misschien niet [het initiatief] maken maar kan wel het sociale kapitaal en de zelforganisatie een impuls geven’.
Grenzen aan het initiatief
Bij alle (terechte) aandacht voor de zogenaamde zelfredzame burger en het autonome burgerinitiatief moeten we niet de ogen sluiten voor de betekenis en meerwaarde die een betrokken overheid kan en moet hebben. De uitdaging om sociaal kapitaal en zelforganisatie te organiseren zou in de praktijk nog wel eens aanzienlijk groter zou kunnen zijn dan nu soms wordt gedacht of gesuggereerd. Als ik het artikel in NRC lees, en de kaarten bekijk over de afhankelijkheid van sociale regelingen, dan vermoed ik in ieder geval dat er ondanks de inspirerende voorbeelden hier en daar ook nog wel de nodige witte vlekken zijn als het gaat om bottom-up initiatief en dat het op deze plekken op zijn minst een behoorlijke kluif zal zijn om zelforganisatie te stimuleren.
Niet voor niets waarschuwde het Sociaal en Cultureel Planbureau twee dagen voor het Dorpenlab in de Sociale Staat van Nederland dat er misschien wel té veel wordt verwacht van de kracht van burgers en dat er een te groot beleidsoptimisme is over wat er met zelfredzaamheid kan worden opgelost.
Eerlijk is eerlijk, het zijn mooie voorbeelden van burgerinitiatieven die aan bod komen in het Bottom-up Lab, en er zijn ongetwijfeld nog veel meer mooie initiatieven die we niet op de radar hebben, maar misschien is de spoeling ook wel dunner dan we soms doen voorkomen. Bepaalde voorbeelden, de ‘usual suspects’ worden in ieder geval wel erg vaak ten tonele gevoerd.
Het stimuleren van sociaal kapitaal en zelfredzaamheid is óók van belang omdat er in mijn ogen soms wel erg lichtzinnig wordt gedaan over het ontstaan van verschillen tussen (dorps)gemeenschappen en bevolkingsgroepen. Het is vrij eenvoudig om te roepen dat we meer ongelijkheid moeten omarmen maar tegelijkertijd is ook bekend dat ongelijkheid vaak een bron is van allerlei maatschappelijke problemen. En deze problemen komen linksom of rechtsom toch ook weer op het bordje van de overheid.
De hernieuwde aandacht voor het burgerinitiatief is begrijpelijk en terecht. En tegelijkertijd betekent dit niet dat de overheid uit het verhaal verdwijnt. Integendeel, de participatiesamenleving moet niet verworden tot een ‘zoek het maar uit samenleving’. Het héle verhaal is dat burgerinitiatieven vrijwel nooit geïsoleerd maar meestal in interactie met de overheid tot stand komen en dat de leef- en systeemwereld samen aan de lat staan om te zorgen voor vitale gemeenschappen. Dit vraagt om betrokkenheid en inlevingsvermogen van beiden kanten, en zeker niet alleen om meer afstand.