Nieuws en artikelen

10 januari 2014

Hoe organiseer je dat dorpsbewoners langer zelfstandig kunnen blijven wonen?

In het kader van het kennisprogramma Bottom-up transformaties in krimpgebieden vond op 13 december een uniek Dorpenlab plaats in Hornhuizen, een wijds aardappelland vlak aan de Waddenzee. Aan tafel zitten lokale initiatiefnemers, ondernemers en vertegenwoordigers van overheden, maatschappelijke partijen uit de regio en ervaringsdeskundigen uit andere delen van het land. De centrale vraag van een van de werksessies: hoe organiseer je dat bewoners langer zelfstandig kunnen blijven wonen in de dorpen? Het leverde interessante inzichten op, maar ook veel vragen.

Door Elly van der Klauw

De aanwezigen buigen zich over de vragen, knelpunten en kansen, met als primair doel twee dorpsinitiatieven uit De Marne met kennis- en intervisiebehoefte een stap verder te brengen. En daarnaast om de kennis te vergroten over de kansen om meer levensloopbestendige woningen en zorgwoningen binnen de bestaande woningen in krimpdorpen te realiseren. Twee initiatieven uit Brabant (Hoogeloon) en Drenthe (Emmen) dienen als referentie voor de discussie.

Langer zelfstandig wonen Hornhuizen RUIMTEVOLK

Boer doet boodschappen in Hornhuizen. (Foto: RUIMTEVOLK)

Ulrum

In 2010 nam de Vereniging Dorpsbelangen Ulrum het initiatief om een plan op te stellen met het dorp. Het aantal inwoners en voorzieningen begon in dit Groningse dorp af te nemen en de gemeenschap wilde een eigen toekomstvisie voor het dorp formuleren. Er werd een stip op de horizon gezet, Ulrum in 2034, en de Groningers gingen met elkaar om tafel. Resultaat was een dorpsvisie met verschillende ideeën en initiatieven en een werkstructuur voor honderden vrijwilligers. Voor elk idee kan een werkgroep opgezet worden met degenen die aan dat project wil werken. Een van de grotere projecten is het levensloopbestendig maken van huur- en koopwoningen in Ulrum, in samenwerking met de woningcorporatie. Coördinator van de uitvoering is de Vereniging Dorpsbelangen, gemeente De Marne speelt een ondersteunende en faciliterende rol.

Dat zorgt wel voor uitdagingen, vertelt projectleider Petra de Braal, want het project is in één klap wel heel populair. Uit verschillende bronnen is er nu geld voor dit kansrijke dorpsinitiatief, in totaal rond 2 miljoen euro. Maar wel met de voorwaarde dat dit in twee jaar wordt uitgegeven. De Braal staat ervoor dat er desondanks de tijd moet worden genomen om kansrijke initiatieven goed te ontwikkelen en uit te werken, met name als het gaat om zorg.

StJan Kloosterburen

In Kloosterburen, ook een van de 22 kernen van de Marne, zijn de eerste zorgwoningen door SintJan gerealiseerd en zijn er verdere ideeën voor zorgwoningen. Toch lijken de mensen die er gebruik van zouden kunnen maken terug te krabbelen. SintJan Kloosterburen is een particulier initiatief van actieve dorpsbewoners die, vanuit de geschiedenis en traditie van een Norbertijns kloosterterrein midden in het dorp, zorg, cultuur en ecologie willen verbinden en ontwikkelen om zo een impuls aan de leefbaarheid en vitaliteit van dit krimpdorp te geven. Drijvende kracht is Anne Hilderink, bewoner, kunstenaar en ouder van een kind met een zorgvraag. Hilderink is al tien jaar onvermoeibaar in het uitdragen van haar ideeën, die inmiddels met een aantal dorpsbewoners en vele mensen van buiten in een prachtig conceptueel totaalplan op papier zijn gezet.

Joost Cantineau, vrijwillig zorgcoördinator van StJan: ‘Na een lange strijd met systeemorganisaties als de woningcorporatie, zorgverleners en de gemeente, die we over de streep moesten trekken om toch te blijven investeren in dit dorp, kunnen we nu acht aangepaste appartementen huren voor mensen met een zorgvraag en een persoonsgebonden budget. Die woningen zijn gerealiseerd in het pand van Olde Heem, een woonvoorziening voor ouderen die over een paar jaar dreigt te sluiten. We hebben tot nu toe alleen slechts vier bewoners. Reden hiertoe is waarschijnlijk dat we aan hun familie vragen om te helpen in het project en de verzorging. Ook vrijwilligers trekken zich terug nu we aan uitvoering toekomen. Het draagvlak lijkt minder groot dan we dachten.’

Dorpenlab-Hornhuizen-2

Dorpenlab in Hornhuizen. (Foto: RUIMTEVOLK)

Hoogeloon

In het Brabantse Hoogeloon is het sinds een jaar gelukt om zes dementerenden en zes mensen met een verstandelijke beperking te huisvesten in een kleinschalige voorziening in het eigen dorp. Daar ging echter wel een lange weg aan vooraf. Ad Pijnenborg: ‘Het begon in 2002 met een vraag vanuit de gemeente Bladel aan de seniorenraad, dorpsraad en de katholieke ouderenbond in het dorp Hoogeloon over de toekomst van de seniorenhuisvesting. Moest in het dorp geïnvesteerd en gebouwd worden of kon dat beter elders? Na een bijeenkomst met ouderen bleek al snel dat de vraag niet moest zijn hoe woningen te bouwen, maar hoe zorg te organiseren. Dat bleek voor ouderen veel belangrijker. Ik ben toen als professional in de zorg en als dorpsbewoner gevraagd om dit proces te begeleiden. We zijn de boer op gegaan met de vraag: ‘Is uw woning over 10 jaar ook nog geschikt voor u? Wat is er aan zorg dat u nodig heeft of zou kunnen hebben en wat mist u hier?” Dat leidde tot een brede bewustwording en ook tot de vraag hoe we de benodigde zorg zouden kunnen organiseren. Want we willen en kunnen alleen maar in onze eigen woning blijven wonen met zorg in het eigen dorp.’

Toen ze met de resultaten van het behoefteonderzoek bij de zorgaanbieders aankwamen bleek al snel dat deze het dorp te klein en daarmee de kosten te hoog vonden om daar alle zorg te blijven leveren. Liever moesten de zorgbehoevenden naar de zorgverlening toekomen of verhuizen. En iedere zorgbehoevende die uit het dorp vertrok, betekende nog minder draagvlak voor zorg voor de achterblijvers. Een ontwikkeling waar de dorpsbewoners zich niet bij wilden neerleggen. Ze oriënteerden zich op de mogelijkheden en maakten een studiereis naar een zorgcoöperatie in Zweden. Ook vanuit de politiek, gemeente en provincie kregen ze hulp om hun vraag en idee verder uit te werken.

Vervolgens zijn er veel initiatieven gestart, van klein – een wekelijkse eetgroep, een spreekuur voor de wijkzuster, een hand-en-spandienst voor tuinonderhoud of begeleiding naar het ziekenhuis – tot groot – dagbesteding voor ouderen, zelf organiseren van thuiszorg, de oprichting in 2007 van de zorgcoöperatie met 250 leden en nu dus het thuis voor dementerenden en verstandelijk beperkten. Steeds heeft het dorp (de ouderen) de regie gehouden, met vallen en opstaan, soms met en soms tegen de stroom in van wat instituties wilden.

Emmen

Traditioneel naoberschap en dorpsorganisatie hand in hand met moderne digitale technieken verbinden iedere zorgvraag in zes Drentse dorpen met 65 instanties en 100 vrijwilligers. Binnen 1,5 uur weet je waar je moet zijn voor een woningaanpassing, heb je iemand geregeld om met je mee te gaan naar het ziekenhuis, of weet je waar je moet zijn voor hulp bij het zoeken naar werk. Praktische hulp en zorg voor iedereen en door iedereen. Kort denken, veel doen is het motto van Wim Katoen en Jan Schoonbeek en dat stralen de ondernemer en de manager in de techniek ook uit.

‘In ieder dorp is een vereniging voor dorpsbelangen, of een dorpsraad, we zijn gewend elkaar te helpen. We verwachten niet veel van de gemeente Emmen in dit geval, maar wel van elkaar. Dus toen bleek dat inwoners voor vragen over zorg van het kastje naar de muur gestuurd werden, en dat een grote bottleneck in de zorg was, hebben we dat georganiseerd. Nagedacht, rondgevraagd, een spion naar Hoogeloon gestuurd en dit via al bestaande noaberhusen ingericht,’ aldus Wim Katoen. En nu blijkt dat je als dorpen goed aangeeft wat je wilt en daar gewoon mee begint, de gemeente en andere systeemorganisaties wel blij zijn met dit bottom-up initiatief. Ze sluiten zich snel aan en spelen vragen naar elkaar door.

Jan Schoonbeek: ‘Een beetje NBV (nuchter boeren verstand, sic), dat we wel eens kwijt geraakt lijken te zijn, kan al veel tot stand brengen. Toen we hoorden dat de maaltijdservice dreigde te stoppen omdat er geen koelmogelijkheden waren, schakelden we de supermarkt in die eigenlijk met zijn boodschappendienst wilde stoppen omdat die niet rendabel is. Nu worden de maaltijden gekoeld in de supermarkt en de boodschappendienst en maaltijdenbezorging in de bestelbusjes van de super gecombineerd.’

Eigenaarschap

De deelnemers aan de werksessie zien aan de hand van de voorbeelden van elders een aantal valkuilen voor de projecten in Ulrum en Kloosterburen. De deelnemers – veel van hen betrokkenen uit de regio en werkzaam bij woningcorporatie, zorgorganisatie, gemeente of als adviseur – noemen thema’s als eigenaarschap, de botsing tussen leefwereld en systeemwereld en organisch versus projectmatig werken.

Wie is eigenlijk de eigenaar van het plan SintJan Kloosterburen? Willen alle dorpsbewoners eigenlijk wel zorg en zorgwoningen in het dorp, en zijn ze ook bereid om daar zelf een stapje harder voor te lopen? Of lag de vraag vooral bij de voortrekkers in het initiatief? Hoe maak je van een mooi plan een gedragen dorpsinitiatief?

Eigenaarschap kan letterlijk zijn, zoals in de zorgcoöperatie Hoogeloon, maar meestal is het een gezamenlijk gevoeld belang zoals in de dorpen van De Monden. In Ulrum is er een gevoeld belang voor het hele dorp en werd daar een project en projectleider aan toegevoegd om de uitvoering te ondersteunen. ‘Maar’, meent die projectleider, ‘nu moet ik uitkijken dat ik niet ‘dé projectleider’ en de eigenaar word van die dorpsontwikkeling. Bewoners vragen mij om hen zaken uit handen te nemen. Externe partijen willen via mij met het dorp communiceren. En die buitenwereld, zoals de gemeente, hoort graag over concrete resultaten, al is het maar een speeltuin.’ In Kloosterburen merkt Joost Cantineau, die er als bewoner sinds enkele maanden pas echt bij betrokken is, dat het gedeelde eigenaarschap nog opgebouwd moet worden. ‘Misschien moet SintJan zich omvormen tot een dorpsvereniging, of moeten de vele dorpsverenigingen zich aansluiten bij de Stichting zodat het meer van het dorp wordt.’ Annemarieke Aarts van woningcorporatie Lefier werpt op : ‘Misschien zoek je ook iets, dat er gewoon niet is.’

Darlings

Een initiatief als Kloosterburen zoekt zelf extern hulp en profileert zich in kringen van krimp-, platteland of burgerinitiatief om kennis op te doen, maar ook om zich te verbinden met regionale en nationale netwerken. Je komt SintJan dan ook regelmatig tegen op bijeenkomsten. Die externe steun was nodig om een aantal regionale partijen zoals gemeente, woon- en zorgorganisaties in beweging te krijgen en leefwereld en systeemwereld te verbinden. Maar nu dringt de vraag zich op of Kloosterburen de komende tijd niet wat meer zou moeten werken aan het lokale draagvlak.In Ulrum komen de plannen uit het dorp en uit dorpsverenigingen. Al kwam de prikkel deels van buiten, toen de gemeente besloot het dorp Leens als centrumdorp voor voorzieningen aan te wijzen. Maar nu in deze tijd burger- en dorpsinitiatieven hoog op de politieke agenda staan, is er veel aandacht en geld voor Ulrum 2034, en dreigt ook dit dorpsinitiatief een ‘darling’ van onderzoekers, overheden en beleidsmakers te worden. De dorpsbewoners lopen de kans de grip op in ieder geval hun eigen tempo kwijt te raken. Iets waarvoor vooral Pijnenborg waarschuwt die met betrokkenen bij het project in Hoogeloon veel tijd in de vorming van een gedragen visie heeft gestoken.

Ieder dorp zijn eigen ontwikkeling

Uiteindelijk dus geen pasklare antwoorden voor de vragen van projectleider Petra de Braal van Ulrum 2034 of zorgcoördinator Joost Cantineau van SintJan. Maar de vraag stellen is vaak al een deel van de oplossing. Bij beide projecten is het belangrijk om het eigenaarschap van het initiatief goed in de gaten te houden. Externe partijen zijn nodig bij vraagstukken van krimp en zorg, en die partijen mogen ook kritische vragen stellen. Maar uiteindelijk moet de gemeenschap zelf beslissen hoe ze haar toekomst wil inrichten. Maar wellicht helpt het indringende doorvragen van betrokken deelnemers hen om zelf naar de antwoorden zoeken op de vragen die voor liggen.